Oordeel

Print Friendly, PDF & Email

Op 10 april 2018 vond eindelijk de mondelinge behandeling plaats van de beroepschriften tegen de door de burgemeester afgegeven evenementenvergunningen voor de EuroPride 2016 en de Pride 2017.  Tijdens de mondelinge behandeling zijn vele onderwerpen de revue gepasseerd. Zo is namens het Wijkcentrum nogmaals benadrukt dat het doel van de beroepsprocedures in geen geval is om de Pride een definitief halt toe te roepen. Wel om de burgemeester te dwingen daadwerkelijk rekening te gaan houden met de bewoners van de binnenstad. Het evenement mag en moet een beleving blijven voor bezoekers, maar dat zou ook moeten kunnen zonder het woon- en leefklimaat van de bewoners (teveel) aan te tasten. De rechtbank kwam zijn toezegging na om uiterlijk 22 mei 2018 uitspraak te doen in beide procedures.

Beroep 2016 niet ontvankelijk
Al in 2016 (!) werd beroep ingesteld tegen de afgegeven evenementenvergunning voor de EuroPride 2016. De behandeling van het beroep werd meerdere malen uitgesteld door de rechtbank. Uiteindelijk is op 10 april 2018 de beroepsprocedure behandeld. Tijdens de mondelinge behandeling was al aan de orde geweest dat de rechtbank er nog niet over uit was of het Wijkcentrum nog wel een procesbelang had bij inhoudelijke behandeling van het beroep. Dit vanwege het tijdsverloop én vanwege het feit dat er inmiddels ook beroep was ingesteld tegen de evenementenvergunning voor de Pride 2017.

Ondanks het gegeven dat de vertraging niet te wijten was aan het Wijkcentrum en bovendien het nieuwe evenementenbeleid dat inmiddels was vastgesteld geen verbetering betekende ten opzichte van het oude beleid, waardoor de bezwaren tegen de evenementenvergunning van 2016 nog steeds aanwezig waren, heeft de rechtbank besloten om het Wijkcentrum niet-ontvankelijk te verklaren.

Deels kan het Wijkcentrum de beoordeling van de rechtbank wel volgen, voor zover de rechtbank stelt dat het onzeker is of het deel van de het grootschaligere evenement EuroPride 2016, behoudens het deel uit de reguliere Pride, in de toekomst nogmaals zal plaatsvinden. Het is inderdaad onzeker of er nog een EuroPride komt. De rechtbank is echter ook van oordeel dat het Wijkcentrum geen procesbelang meer heeft voor zover het beroep ziet op het reguliere deel van de Pride. De reden hiervoor is dat de beroepsgronden ook in de procedure tegen de evenementenvergunning van 2017 aan de orde komen en het Wijkcentrum zowel in 2016 als in 2017 de diverse bewoners en bewonersgroepen vertegenwoordigt.

Dat deze situatie in de hand is gewerkt door de mondelinge behandeling steeds uit te stellen, wordt enerzijds erkend door de rechtbank, maar anderzijds maakt de rechtbank zich er erg gemakkelijk vanaf door eenvoudigweg te stellen dat er geen schending is van een redelijke termijn (onder verwijzing naar artikel 6 EVRM). Deels komt de rechtbank het Wijkcentrum toch tegemoet door het griffierecht te vergoeden en een minimaal bedrag aan proceskosten te vergoeden.

Alhoewel er een mogelijkheid bestaat om hoger beroep in te stellen tegen de uitspraak is het de vraag of dit zinvol is. Het Wijkcentrum denkt dat het beter is de focus te leggen op de uitgebreid gemotiveerde uitspraak van de rechtbank over de evenementenvergunning 2017, waarin inhoudelijk wordt ingegaan op de beroepsgronden die in 2016 ook al aan de orde zijn gebracht.

Beroep 2017 ongegrond
In een 14 pagina’s tellende uitspraak motiveert de rechtbank waarom zij het beroep ongegrond verklaart. Er zal hier niet op de volledige motivering worden ingegaan, maar één belangrijk deel, namelijk het deel dat ziet op het aspect Geluidshinder. Als vaststaand gegeven beschouwt de rechtbank het dat bewoners inderdaad geluidshinder hebben ondervonden van de Pride 2017. Ook stelt de rechtbank vast dat in diverse woningen tijdens activiteiten van de Pride 2017 niet zonder stemverheffing kon worden gesproken. De vraag is echter of die overlast ook als onduldbare hinder kan en moet worden aangemerkt. Tijdens de mondelinge behandeling kwam al een uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State aan de orde, die door de rechtbank in de uitspraak wordt aangehaald.

Kern van die uitspraak is, aldus de rechtbank, dat er geen wetenschappelijk onderbouwde harde grens is, in de zin van een maximale geluidsnorm in dB(A) of dB(C) op de gevel van een woning, die het verschil tussen geluidshinder en onduldbare geluidshinder voor bewoners duidt. Maar in die uitspraak geeft de Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State ook duidelijk aan dat de burgemeester in ieder geval de belangen van de bewoners moet afwegen tegen de belangen die zijn gediend met het evenement. Die belangenafweging speelt een grote rol bij de vraag of geluidshinder al dan niet onduldbaar is. En daar loopt het in de uitspraak van deze rechter spaak. Want de rechtbank oordeelt eenvoudigweg dat de burgemeester een belangenafweging heeft gemaakt en dat de geluidshinder aanvaardbaar is.

In de uitspraak wordt vervolgens uitvoerig ingegaan op het maatschappelijk belang van het evenement en het belang van “de beleving” van de bezoekers. Daarbij geldt dat het belang van de beleving voor de bezoeker te allen tijde voorop staat, zo blijkt in hetzelfde deel van de uitspraak. Want daarom moet bij de botenparade worden uitgegaan van een maximale geluidsnorm van 95 dB(C) op de gevels van de woningen en niet van de gevels van de woonboten. Oftewel, de belangen van de woonbootbewoners worden buiten beschouwing gelaten. En door deze redenering wordt door deze rechter ook de situatie op de Zeedijk gerechtvaardigd. Over de belangen van de bewoners wordt nauwelijks, tot niets, opgemerkt, behalve dat bewoners nu eenmaal enige overlast hebben te accepteren, nu dat inherent is aan het leven in de binnenstad.

In de uitspraak wordt ingegaan op nog veel meer aspecten die terug kunnen worden gelezen in de uitspraak zelf.

Nederlandse Stichting Geluidshinder
Het oordeel van de rechter dat onduldbaar niet wetenschappelijk is onderbouwd bestrijdt Erik Roelofsen (NSG). Al tijdens de zitting gaf de rechter aan dat hij in een uitspraak van de Raad van State las dat onduldbaar subjectief is. Daarop werd door de NSG gewezen op dat de hindernormen gehanteerd in de nota Limburg wel degelijk berusten op wetenschappelijk onderzoek vanuit ISO (International Standard Organisation) over de Hinderscore en Isofoon (Hoorbare verschillen). Er is niets subjectiefs aan onduldbare overlast.

Luidheid: Het begrip ‘luidheid’ karakteriseert hoe sterk een geluid subjectief wordt ervaren. De luidheid van geluid hangt primair af van het fysische geluidsniveau van dat geluid, maar ook van de frequentie van het spectrum van dat geluid. Ondanks het subjectieve karakter hiervan is het wel mogelijk de luidheid van geluid in een getal uit te drukken. Zo is het verschil in luidheid van een geluid in de 50 Hz (lage toon) bij 5 dB toe- of afname al goed waarneembaar als een halvering of verdubbeling van het geluid. Dit is bij 1000 Hz pas bij een verschil van 10 dB.

Aan ‘luidheid’ is veel wetenschappelijk onderzoek verricht en heeft de ISO dit vastgelegd in een norm met een grafiek. De lijnen geven de gemiddelde waarden voor een grote groep normaalhorende personen en dit is vastgelegd in de ISO 226 normen (1987).

Hinder: Het begrip “hinder” is ook een redelijk subjectief begrip, maar ook hierover is veel wetenschappelijk onderzoek gedaan en heeft de ISO dat vastgelegd in normen. De norm die hiervoor veel gebruikt wordt is de ISO-R 1996 (uit 1971). Hierin is weergegeven het geluid van een omgeving door o.a. een evenement t.o.v. het normale geluidniveau van die omgeving. Hoe hoger het verschil hoe meer hinder. Dit is ook de tabel uit de zogeheten Nota Limburg.

Hinderkwalificatietabel uit de nota Limburg pagina 7.

Bijlagen

Hoger Beroep
Het Wijkcentrum is van plan om in hoger beroep te gaan van de uitspraak, nu het Wijkcentrum meent dat de rechtbank net zoals de burgemeester volledig voorbijgaat aan de belangen van de bewoners en oordeelt dat de geluidshinder aanvaardbaar is. Het wijkcentrum deelt dat standpunt niet en vindt het jammer dat de rechtbank de bezwaren van de bewoners, nota bene gesteund door een deskundige op het gebied van geluid, niet serieus heeft genomen.

Procederen kost geld
Wij roepen net als twee jaar geleden bewoners op om mede-financier te worden, nu van het hoger beroep over de geluidsoverlast. Bij de Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State pleiten wij voor een aanvaardbaar geluidsniveau, zodat bewoners zich binnenshuis normaal verstaanbaar kunnen maken.
Wij willen er op wijzen dat het niet zozeer om de botenparade gaat, maar ook dat de Pride twee (of drie) lange avonden luidruchtige straat- en pleinfeesten omvat, vooral in woonbuurten. En uiteindelijk gaat het ook over andere uitzonderingen op de geluidsnorm.

U kunt een bijdrage naar eigen keuze storten op: NL03 INGB 0004 87 18 88 t.n.v. Wijkcentrum d’ Oude Stadt o.v.v. Hoger Beroep Geluid.

Wij zijn een ANBI stichting en u kunt uw bijdrage in mindering brengen op uw belastingaangifte. Mocht er meer dan de begrote kosten van (€ 4.000,-) zijn binnengekomen, dan is uw bijdrage zeker niet verloren. Wij gebruiken uw bijdrage voor een volgende procedure om bewoners bij te staan, tenzij u ons duidelijk laat weten dat u dat niet wilt.

Op de hoogte blijven
Wij houden u op de hoogte van de voortgang via onze website (menu Informatie- Nieuws), en via onze nieuwsbrieven. Bent u nog geen abonnee? Vul het formulier rechtsboven in. Wij behandelen uw gegevens en eventuele giften strikt vertrouwelijk.