Samen meten

Print Friendly, PDF & Email

Vrijdagmiddag 21 september liet het RIVM in een bijeenkomst zien dat meten met goedkope sensoren geen slechte resultaten hoeft op te leveren. Alles draait daarbij om kalibratie.

Eerder berichtten wij over zelfmeten door bewoners. Dat kan om van alles gaan wat de leefsituatie nadelig kan beïnvloeden (geluid, water-, luchtkwaliteit, temperatuur etc). Bewoners hebben bijvoorbeeld tijdens evenementen het geluidsniveau gemeten. Ook via de Waag is elektronisch NO2 gemeten. Vooraf werden de instrumenten gekalibreerd. Soms ook daarna. Om de zuiverheid van de meetwaarden aan te tonen. Het RIVM meet samen met bewoners sinds de jaarwisseling ook in Amsterdam fijnstof met elektronische middelen. Met goedkope sensoren van rond de 40,- Euro. De resultaten daarvan worden vergeleken met de (tonen kostende) referentiestations van RIVM in de stad.

Fijnstof
De gebruikte goedkope fijnstofmeter zuigt lucht aan. De lucht gaat langs een laserstraal, die de deeltjes telt. Vocht wordt door de meter ook gezien als deeltje en telt dan ook mee. Dat veroorzaakt extreem hoge pieken. Vergeleken met officiële referentiemetingen in de omgeving kunnen de resultaten van de stofsensoren tot een factor tien keer zo hoog zijn. Dat heeft dus niets met lokale fijnstof bijdragen te maken zoals (extra) verkeer.

Correctie
Door de afwijkingen van de sensoren in relatie met de referentiemetingen te koppelen aan de relatieve vochtigheid, krijg je een correctiefactor. In de meters zitten vochtigheidsmeters, maar die blijken onbetrouwbaar, of snel uit te vallen. Daarom zijn voor deze berekeningen de uur cijfers gebruikt die het KNMI op Schiphol meet. Uit de berekeningen blijkt dat de correctiefactor variabel is en toeneemt bij meer vochtigheid in de lucht. Toepassen van die correctiefactor maakt dat de hogere uitschieters afnemen en de metingen in de pas gaan lopen met de referentiemetingen. Helaas kan dat rekenwerk alleen losgelaten worden op bestaande data. Nog niet realtime.

Realtime
In Utrecht meet het RIVM ook stikstofdioxide (NO2) met goedkope sensoren. Sensoren die in twee jaar een verloop van 50% in nauwkeurigheid hebben. Metingen van de sensoren onderling lopen zelfs heel erg uiteen. Door de metingen van die sensoren te vergelijken met de metingen van de referentiestations blijkt er een correlatie te zijn met de hoeveelheid ozon in de lucht en de temperatuur. Het RIVM heeft een methode bedacht waardoor de afzonderlijke meters met de waarden van de referentiestations gekalibreerd worden. Dat gebeurt in de nacht, omdat er dan minder lokale NO2-bronnen zijn. Zo worden de goedkope sensoren bijgesteld, zodat de meetwaarden steeds (realtime) nauwkeuriger worden.

Andere organisaties
Ook andere bewonersgroepen lieten vrijdag zien hoe zij hun meetwaarden nauwkeuriger maakten. Er werden zelfs via Hackair kant en klare meetsensoren goedkoop aangeboden (een proef). En dat alles om te komen tot een zo goed en uitbreid mogelijk landelijk meetnet.  

Meer informatie: